Alexandr Poesjkin 4 – Late Lyriek
€ 40,00
Poesjkin is niet rechtstreeks betrokken bij de mislukte opstand tegen de Romanov-tsaren in december 1825. Hij wordt dan ook negen maanden later door de nieuwe tsaar, Nicolaas I, ontlast van de status van politiek balling die hem in 1820 is opgelegd. Het eerste gedicht dat hij als vrij man schrijft is De profeet, een weerslag van de nieuwe status die hij zijn dichterschap toekent na de rampzalig verlopen revolte. Tot aan zijn dood zal hij keer op keer in zijn werk terugkomen op de veranderde situatie, en met name onvermoeid maar vergeefs – pogingen doen om de tsaar tot clementie jegens de opstandelingen te bewegen.
Van zijn drie oude schoolvrienden zijn er twee vanwege hun deelname aan de rebellie naar Siberië verbannen; de derde sterft in 1831. Datzelfde jaar trouwt Poesjkin met het mooiste meisje van het land, Natalja Gontsjarova, met wie hij vier kinderen zal krijgen. Hij wordt gedwongen een vervelend baantje aan het hof te accepteren, zijn financiën zijn weinig rooskleurig, en zijn werk, waarmee hij zijn tijd ver vooruit is, stuit op groeiend onbegrip.
Inmiddels dreigt de homoseksuele Nederlandse gezant in Rusland – koning Willem I is de schoonvader van een zuster van de tsaar – in een schandaal verwikkeld te raken in verband met zijn zogenaamde Franse adoptiefzoon. Om de publieke aandacht af te leiden begint de laatste Poesjkins vrouw het hof te maken. Uiteindelijk is de dichter gedwongen de Fransman voor een duel uit te dagen, en wordt daarbij dodelijk getroffen. Op 29 januari 1837 blaast hij zijn laatste adem uit.