Filosofie van het alsof

Hans Vaihinger

 39,50

Added to Wishlist
Added to Wishlist
See your favorite product on Wishlist
ISBN: 9789086841066
2014, 2de licht gewijzigde druk - Paperback, 464p. - Uit het Duits vertaald door John van der Stokker.

Bestaat er zoiets als ‘waarheid’? Is er een ‘objectieve werkelijkheid’? Kunnen we zeggen dat we de dingen ‘begrijpen’ als we ze hebben benoemd of geclassificeerd? Wat is de betekenis van de mythen of van het begrip ‘God’? Deze en talrijke andere vragen worden beantwoord in De filosofie van het alsof van de Duitse filosoof Hans Vaihinger (1852-1933).

Vaihinger gaf zijn magnum opus de naam De filosofie van het alsof, omdat deze titel het best uitdrukte wat hij wilde zeggen: dat het alsof, de schijn, het bewuste-onjuiste, kortom: de fictie, een enorme rol speelt in de wetenschap, de filosofie en het leven. In het boek laat hij een reeks van methoden de revue passeren waarin opzettelijk wordt gewerkt met bewust-onjuiste voorstellingen of oordelen. Zijn doel is het geheim erachter bloot te leggen en een theorie, oftewel een anatomie en fysiologie, respectievelijk een biologie van het ‘alsof’ te geven. Want juist in deze gecompliceerde conjunctie ‘alsof’ wordt de fictie uitgedrukt. Toch is de ‘radicale denker’ Vaihinger allesbehalve een revo­lutionair of iconoclast. Wat zijn filosofie laat zien is nu juist hoe in de geschiedenis van de mensheid op theoretisch, praktisch en religieus gebied vooruitgang is geboekt door zich te bedienen van de alsof-beschouwing – dus van ficties – en elke aanspraak op zekere, ware kennis te laten varen. Vandaar ook dat hij zijn filosofie afficheert als ‘idealistisch positivisme’ (of ‘posi­ti­vistisch idealisme’), opdat de beide dingen waar het zijns inziens op aankomt in gelijke mate tot hun recht komen: feiten en idealen.

De Duitse filosoof Hans Vaihinger (1852-1933) werd geboren in een vroom milieu in Nehren in de buurt van Tübingen. Hoewel hij op vroege leeftijd al onorthodoxe religieuze opvattingen ontwikkelde, ging hij toch theologie studeren aan de universiteit van Tübingen, om later over te stappen naar filosofie. Vaihinger wilde graag zijn temperament volgen en een ‘man van de daad’ zijn, maar zijn extreme bijziendheid noopte hem tot terughoudendheid en passiviteit. Noodgedwongen legde hij zich toe op intellectuele bezigheden. Hij beschouwde de tegenstelling tussen zijn lichamelijke toestand en de wijze waarop hij zou willen leven als ‘irrationeel’, en zijn slechte gezichtsvermogen maakte hem gevoelig voor andere frustrerende aspecten van het bestaan. De irrationaliteit van het leven werd door de meeste filosofen verdoezeld, vond hij. Alleen Schopenhauer was er oprecht over.
Vanaf 1884 was Vaihinger professor filosofie in Halle, maar zijn afnemend gezichtsvermogen dwong hem in 1906 zijn taak neer te leggen. Daarna legde hij zich toe op het afronden van zijn belangrijkste werk, Die Philosophie des Als Ob (Berlijn, 1911), waar hij al in 1876 aan begonnen was. Het werk kende vele herdrukken en maakte de filosofie van de ficties alom bekend. Vaihinger vergaarde ook roem als volgeling en kenner van Kant en was oprichter van het tijdschrift ‘Kantstudien’. Samen met Raymund Schmidt was hij ook de grondlegger van de ‘Annalen der Philosophie’, een jaarboek dat zich bezighield met de ‘alsof’-benadering. Hij hechtte veel belang aan de evolutietheorie en benadrukte de biologische functie van het denken. Af en toe kon hij zich scherp uitdrukken. Zo definieerde hij de mensheid eens als ‘een aan grootheidswaan lijdende apensoort’. De uitspraak leverde hem veel verwijten op, maar die sneden volgens de filosoof geen hout omdat het hier om een doelbewuste overdrijving ging van een op zich gerechtvaardigde zoölogische en psychologische, respectievelijk psychiatrische beschouwingswijze. In de jaren tien en twintig van de vorige eeuw correspondeerde Vaihinger ook regelmatig met de natuurkundige Albert Einstein, wiens beeld van de objectieve werkelijkheid – of de afwezigheid ervan – raakvlakken vertoont met die van de filosoof.

Ook interessant
Scroll naar boven