Tussen de regels
€ 29,95
“Ik vermoed dat er de laatste jaren maar weinig boeken zijn geschreven die zo genadeloos en subtiel de organisatiepraktijk beschrijven. Dat Mieke Moor daarbij een grote eruditie aan de dag legt, moet de lezer er vooral niet toe verleiden te denken dat dit boek over een ander onderwerp dan die praktijk gaat.” (René ten Bos, Denker des Vaderlands)
“Tussen de regels leeft het werkelijke leven – en dat levert voor menigeen spanning op. Totdat je ontdekt dat de kunst om daarmee om te gaan heel dicht bij jezelf ligt. In die ontdekkingstocht helpt dit boek enorm. Het is een groot plezier om te lezen, en in de praktijk heel toepasbaar.” (Kars Hazelaar, Zorgbestuurder)
Tussen de regels is een gewaagd boek over de relatie tussen kunst en werk. Het werpt een ongewone blik op organisatie en werk en confronteert de lezer met het onalledaagse denken van de filosofie. Het boek is niet alleen bedoeld voor organisatieprofessionals die kritisch staan ten opzichte van de gangbare organisatie- en managementliteratuur, maar voor iedereen die geïnteresseerd is in het dubbele verlangen van de mens om ‘in control’ én vrij te zijn.
Wie kent niet de ervaring overweldigd te worden door kunst? Muziek die rechtstreeks in je hart binnenkomt, een schilderij dat schokt, poëzie die ontroert? Zelden lukt het om onder woorden te brengen wat het precies is dat zo raakt, en doorgaans beschouwen we dat als een kwaliteit van kunst. Want daardoor blijft het kunstwerk boeien en daardoor raken we er niet over uitgepraat. In veel van het gewone werk echter proberen we die indringende ervaring van het onzegbare juist uit te sluiten. Gedetailleerde protocollen, doorwrochte beleidsdocumenten en strakke agendaplanningen zijn dagelijkse voorbeelden van de verwoede poging om ons niets te laten ontsnappen. We creëren er een goed geregeld bestaan mee, maar doen het leven ook geweld aan.
In Tussen de regels onderzoekt de auteur – filosoof en organisatieadviseur – wat kunst en werk met elkaar te maken hebben, en kijkt ze vanuit een esthetisch perspectief naar organisatie. Ze raadpleegt daarvoor de filosofen Hannah Arendt, Martin Heidegger en Jean-François Lyotard, brengt het werk van onder meer Joseph Beuys, Vincent van Gogh, Ad Gerritsen en Karel Appel in beeld en confronteert dat met de kritische organisatietheorie van Robert Cooper en haar eigen praktijkervaringen. Met een grote gevoeligheid voor het onzegbare in haar eigen tekst pareert ze het gangbare organisatiedenken. Met taal uit een ander discours biedt ze een alternatieve kijk op werk. Het resultaat is een krachtig pleidooi voor leven en werken op de grens van vrijheid en geweld.